Op onverwachte momenten dwalen mijn gedachten af naar het schaken. Dit overkwam mij toen ik een tentoonstelling van de schilder Frans Hals (1582-1666) bezocht. Frans Hals is een grote inspiratiebron geweest voor latere moderne schilders als Vincent van Gogh, Edouard Manet (1832-1883) en Claude Monet (1840-1926). Soms ging dit zelfs zover dat het werk van Fans Hals letterlijk werd gekopieerd. Hierdoor ging ik denken in welke mate dit in het schaken het geval. Kopiëren wij ook de oude meesters?
Ik ben al liefhebber van het naspelen van oude partijen zolang ik schaak. Vooral partijen tussen 1850 en 1914 hebben voor mij een grote aantrekkingskracht. Dit zal deels romantiek zijn. Bij het zien van namen als Nimzowitz, Steinitz, Staunton, Lasker, Tarrasch en Rubinstein zie je automatisch rokerige chique salons voor je. Het heeft een grote aantrekkingskracht de zetten van 100 jaar geleden letterlijk na te kunnen spelen. Hopelijk kan er nog een keer een mooie documentaire over de historische partijen worden gemaakt.
Het naspelen van oude partijen is voor een schaker ontzettend leerzaam. Eigenlijk kan je niet leren schaken zonder partijen van anderen en sterkere spelers na te spelen. Je leert klassieke combinaties kennen en doet strategische ideeën op om bepaalde stellingen te spelen. In dat opzicht zijn partijen van de oude meesters zeer nuttig. Natuurlijk kun je ook veel leren van de partijen van Carlssen en Giri, maar deze worden toch vaak erg ingewikkeld voor de huis, tuin en keukenschaker. In de partijen van Paul Morphy zie je waarom ontwikkeling van de stukken belangrijk is en in de partijen van Steinitz de nadelen van een zwakke pion.
Een oude schaakpartij echt kopiëren lukt nooit en geeft ook geen echte bevrediging. Je wil als schaker toch zelf iets bedenken en creëren. In dat opzicht was de tentoonstelling van Frans Hals misschien nog wel interessanter. De modernen kopieerden niet alleen letterlijk zijn werk, maar, belangrijker nog, gebruikten elementen van zijn stijl voor hun eigen werken. Bij de ene schilder was dat het kleurgebruik, bij de ande de manier waarop kinderen werden geportretteerd. Zelfs de eerste fotografen lieten zich inspireren door Frans Hals. Op deze wijze kunnen ook de oude schaakmeesters ons tijdens een partij blijven inspireren. Niet zozeer door een exacte kopie, maar doordat je denk “Hee, deze stelling lijkt op een partij die ik eerder heb gezien”. Op deze wijze blijven de oude meesters ook in de huidige schaakpartijen zichtbaar. In feite gebeurt dit altijd, omdat de strategische ideeën voortbouwen op ideeën uit het verleden. In dat opzicht lijkt schaken op kunst. Altijd vernieuwend, altijd in gesprek met het verleden.