Ik begon serieus te schaken rond mijn vijftiende. Sinds die tijd speel ik met zwart de Franse opening (1. e4 e6). De zetten 1. e4 e6 werden voor het eerst gespeeld in een correspondentiepartij tussen Londen en Parijs (Bron: Wikipedia). Vandaar de naam Franse opening. Hoewel ik mijn repertoire wel wat heb uitgebreid, blijft het één van mijn favoriete openingen. De Franse opening heeft een aantal aantrekkelijke kanten. Het is solide, maar biedt toch voldoende aanknopingspunten voor aanvallend spel. Je kan vaak of druk zetten op het witte centrum, of je krijgt twee halfopen lijnen (de c- en de f-lijn waarlangs je lekker kunt aanvallen.
Het Frans behoort tot de zogeheten halfopen openingen. Door de openingsopzet vermijd je al meteen symmetrische stellingen, die zo kenmerkend kunnen zijn voor de openingen die beginnen met 1. e4-e5. Wit kan proberen via de zogenoemde afruilvariant toch zo’n gelijke stelling op het bord te krijgen, maar ook dan heb je als zwartspeler de mogelijkheid dit te ontwijken. Dit alles houdt in dat je bijna altijd spannende stellingen op het bord krijgt. Je liefde voor een bepaald systeem is voor een deel psychologisch. Een opening en de stellingen die daarbij horen liggen je gewoon. Dit aspect wordt natuurlijk sterker, omdat systemen vertrouwder aanvoelen naarmate je er meer ervaring mee opdoet.
Er zijn ook meer objectieve criteria. De openingen met 1. e4 e5 (open openingen) kunnen tot zeer saaie stellingen leiden, als wit geen initiatief wil nemen. Voor zwart is het dan heel moeilijk initiatief te krijgen. De andere halfopen systemen (1. e4 zwart antwoord met iets anders dan e5) hebben wat mij betreft andere nadelen. Je kunt kiezen voor het Siciliaans (c5), De Caro-Kan (c6), de Pirc (d6), het Scandinavisch (d5) en de Aljechin (Pf6). De laatste jaren grijp ik af en toe naar de Pirc of de Aljechin, maar bij deze systemen moet je wel eerst de boekjes bestuderen. Anders kan het snel mislopen. Je moet weten wat je doet, en het zijn niet echt systemen voor de beginner. Ook bij het Scandinavisch moet is dit het geval, omdat je anders vrij snel tegen een grote ontwikkelingsachterstand aanloopt. Het Siciliaans ligt mij om één of andere reden niet zo. Deze opening levert strijd op het scherpst van de snede, waarbij één mindere zet snel tot verlies kan leiden. De Caro-Kan is een goed alternatief voor het Frans, maar levert minder aanvalskansen op.
Natuurlijk kent het Franse systeem voor zwart ook nadelen. Grootste probleem is de positie van de zwarte witveldige loper op c8. Doordat je e6 hebt gespeeld, staat deze loper zeer passief. Hoofdtaak als je Frans speelt is dan ook deze loper te activeren of af te ruilen. Daarnaast heeft wit een sterk veld op e5 en zwart vaak een achtergebleven pion op e6. Het valt vaak niet mee om als zwart het centrum e6-d5 in beweging te krijgen. Wit heeft een aantal varianten tot zijn beschikking, waarmee hij een langdurig initiatief kan afdwingen. Aan de andere kant heeft zwart vaak druk op de witte centrumpionnen. Als wit niet goed speelt, kan zwart vrij snel het centrum overnemen. Kortom: genoeg mogelijkheden in deze opening.
Ondanks dat ik de opening al ruim 35 jaar speel, ben ik nog steeds niet uitgestudeerd op het Franse systeem. Enerzijds worden op grootmeesterniveau nieuwe partijen gespeeld, waaruit je nieuwe ideeën op doet. Veel ideeën doe je toch op tijden s het spelen van je eigen partijen. Soms leid je een gevoelige nederlaag en ga je toch op zoek in de boekjes (of tegenwoordig op youtube) om te kijken hoe het beter kan. Het tekent de rijkdom van het schaken dat je na jaren nog steeds iets nieuws kan vinden.