Skip to content Skip to footer

Tussen idee en uitkomst

De voetbalwedstrijd op het wereldkampioenschap tussen Nederland en Argentinië was ook voor schakers erg leerzaam. Vooral de prachtige 2-2 van Nederland. Voor wie het niet gezien heeft: In de laatste minuut mocht Nederland vlak bij het strafschopgebied een vrije trap nemen. Meestal wordt in zulke gevallen direct op het doel geschoten. Dat gebeurde in dit geval niet. Koopmeiners gaf een kort passje op Weghorst, die tussen de verraste Argentijnen kon aannemen en scoren. Een geweldig idee, briljant uitgevoerd met uiteindelijk een goede uitkomst.

Het is verleidelijk maar niet juist om de beslissing de vrije trap op deze wijze te nemen te beoordelen op basis van het resultaat. Er had van alles kunnen misgaan. De pass van Koopmeiners had niet goed kunnen zijn, of de aanname van de bal niet perfect. In dat geval was het idee misschien goed, maar de uitvoering gebrekkig. De reacties van de commentatoren had je in dat geval al kunnen zien aankomen. “Wat een waardeloze vrije trap”, “Kenmerkend voor dit inspiratieloze team”, “Wat deden die Weghorst en Koopmeiners bij de selectie” zouden nog de vriendelijkste zijn geweest. Zelfs als idee en uitvoering goed zijn, had het resultaat nog tegenvallen. Een andere speler let niet op en staat buitenspel of een tegenstander staat toevallig op de juiste plek op de doellijn. In dat geval was waarschijnlijk “leuk geprobeerd” de positiefste reactie geweest in plaats van jubel en extase.

Voor schakers is het denken in een idee, plan en uitvoering een tweede natuur. Je begint bij een globaal idee (ik ga op een koningsaanval spelen) en bedenkt een strategie (daarvoor moet ik de open lijn in handen krijgen). Daarna komen de zetten. Dan is het vervolgens de vraag of de tegenstander jouw plan kan verhinderen of zelf een ander plan kan verzinnen dat beter bij de stelling past. Dat bepaalt uiteindelijk het resultaat van de partij. Net als bij het voetbal is daarbij verrassing (of kennis van het plan) een belangrijk element. Het is vrijwel uitgesloten dat je de juiste zetten vindt, als je het plan van de tegenstander niet kent.

Veel vernieuwingen in openingssystemen zijn in de kern andere uitvoeringen voor hetzelfde doel. Je wil bij het schaken invloed in het centrum. Mensen als Nymzowitsch en Réti bedachten dat het niet nodig was het centrum met pionnen te bezetten, maar dat je de velden ook kunt bestrijken. Met de komst van de computer zijn we een andere fase ingegaan. De computer rekent zetten door die mensen in eerste instantie helemaal niet aan dachten. Vervolgens kan worden onderzocht waarom deze zetten sterk zijn. Vaak een bepaald kenmerk in de stelling belangrijker dan gedacht.

Hoe bepaal je nu of het oorspronkelijke plan goed was? Het grote voordeel van schaken ten opzichte van voetbal is dat wij een stelling kunnen terugzetten en dan opnieuw kunnen kijken wat de beste zet was. Leidt het plan bij de beste voortzetting tot winst, dan was het plan goed. Dit kan alleen als één van de partijen al strategisch gewonnen staat. In andere gevallen zal het oordeel vaak zijn “beide partijen hebben kansen” of “wit staat beter maar nog niet gewonnen”. Verder loont het (de statistieken van) andere partijen te bekijken. Als het scorepercentage van een bepaald plan ver beneden de 50% ligt, is het een goed idee dit te mijden. Je moet dan natuurlijk nog wel een paar partijen naspelen om te kijken wat er precies misgaat.

Schaken en voetbal zijn natuurlijk heel verschillende sporten, maar als het gaat om de rol van een verrassingseffect of over het verschil tussen het hebben van een plan en de uitvoering daarvan lijken ze meer op elkaar dan je zou denken. Misschien moet de volgende keer een schaker aan het begeleidingsteam van het Nederlands voetbalelftal worden toegevoegd voor de strafschoppen.

Leave a Comment

0.0/5