Sinds deze zomer heeft Nederland een nieuw sportidool. De successen van Dafne Schippers tijdens het WK atletiek lieten geen enkele Nederlander onberoerd. Bij de koffieautomaat werd over atletiek in plaats van over voetbal gesproken. Op TV verschenen beelden van kinderen die hun held enthousiast aanmoedigden. Atletiek was “hot”. Als schaker keek ik er met enige jaloezie naar.
Het schaken is wat idolen betreft niet erg rijk bedeeld. Max Euwe is voor ons als schakers natuurlijk de vader des vaderlands, maar een idool is hij toch met de beste wil van de wereld niet te noemen. Jan Timman in zijn jonge jaren kwam misschien in de buurt. Giri is natuurlijk een fantastisch sterke schaker, maar heeft wel een vrij technische schaakstijl. Bovendien komt hij keurig en beschaafd over. Hierdoor ontbreekt de fascinatie die bijvoorbeeld mensen als Fisher, Tal en Kortsnoij wel bij niet-schakers oproept. Het damesschaak is nog minder goed bedeeld. Ik ken geen Nederlandse schaakster waarvan ik zeg “die dient als rolmodel voor meisjes/vrouwen om te gaan schaken”. Als ik iemand zou moeten noemen dan zou dat Judith Polgar zijn, al vraag ik mij af hoeveel Nederlanders haar zouden kennen.
Ik denk dat idolen onontbeerlijk zijn voor de populariteit van een sport. Succes is daarvoor natuurlijk een eerste vereiste, maar niet het enige. Het wereldkampioenschap van Max Euwe heeft het schaken in Nederland natuurlijk enorm gestimuleerd. De vraag is wel of dat in het huidige televisietijdperk nog steeds zo zou werken. Ik denk het wel, maar minder dan in de jarendertig en het is zeker geen uitgemaakte zaak. Uitstraling is ook belangrijk. Wat dat betreft scoort Dafne Schippers natuurlijk ook uitstekend. Daarom vraag ik mij af: Als Dafne Schippers genoeg heeft van het hardlopen, zou ze dan niet kunnen gaan schaken?