Skip to content Skip to footer

Kunnen schakers iets leren van voetbalanalisten?

De commentaren van voetbalanalisten zijn fascinerend kijkvoer voor schakers. Naast oordelen over spelers gaat het ook heel erg veel over het te spelen systeem. Zo werd Frank de Boer verketterd omdat hij een 5-3-2-syteem (vijf verdedigers, 3 middenvelders, 2 aanvallers) speelde dat volgens de analisten niet paste bij de Nederlandse voetbalcultuur. Van systemen hebben schakers ook verstand. Het bestuderen en verbeteren van openingssystemen vormt een belangrijk onderdeel van het schaken. Kijken schakers op dezelfde manier naar systemen als voetbalanalisten?

Het doel van de opening bij het schaken is de stukken optimaal tot hun recht te laten komen. Bovendien wil je een stelling op het bord krijgen waar jij je beter thuis voelt dan de tegenstander. Bij het voetbal is dit in principe precies hetzelfde. De spelers moeten de belangrijke delen van het veld beheersen. Je wilt in de verdediging de ruimtes klein houden, terwijl je in de aanval juist ruimte wil creëren.   Uiteindelijke doel is dat je sterkste stukken in stelling komen, zodat je kunt scoren. Een doelpunt bij het voetbal, mat of materiaalwinst bij het schaken.

Wat opvalt is dat het kennelijk bij voetbal ontzettend lastig is verschillende systemen te beheersen. Bij Ajax schijnen ook de jeugdteams het zogenoemde Ajax-systeem te spelen, zo laat ik mij vertellen. Als schaker komt dat heel merkwaardig over. Het is alsof iedereen op de club vanaf de jeugd gedwongen wordt met zwart de Siciliaanse opening te spelen. Altijd hetzelfde systeem spelen houdt in dat je meer kunt varen op automatismen. Kennelijk is het voetbal dusdanig snel geworden, dat je geen topvoetbal kunt spelen als deze automatismen niet zijn ingesleten. Voetbal is steeds meer tennis geworden, waar je ook niet uitgebreid kan nadenken hoe je een bal gaat volleren.
 
Wat bij voetbal niet voorkomt is dat systemen uit het verleden plotseling weer populair worden. Bij het schaken haalde Gary Kasparov ooit het Evans-gambiet (een opening uit de 19e eeuw) van stal en ook het Koningsgambiet wordt nog wel eens gesignaleerd. Ik zou het op zich wel aardig vinden als Louis van Gaal tegen Gilbraltar of Letland plotseling met een 3-2-5 opstelling op de proppen zou komen, die in de finale Hongarije-Duitsland van 1954 populair was. Zowel bij het schaken als bij het voetbal raken systemen uit de mode omdat de tegenpartij een afdoende verdediging vindt. Je kan met deze systemen niet meer winnen. Dit is denk ik niet het hele verhaal. De populariteit van systemen wordt ook bepaald door modes en gebruiken. In dat geval kun je als je het genie en de moed van een Kasparov hebt een oud systeem opnieuw afstoffen en er een gevaarlijk wapen van maken.

Systemen moet je niet heilig verklaren. In het schaken heb je veel meer aan een goede basistechniek dan aan het bestuderen van allerlei openingssystemen. Een opening is een middel om een goede partij te kunnen schaken. Je moet hele slechte opstellingen vermijden, maar daarvoor is niet heel erg veel kennis nodig. Voor huisschakers (zeg maar met een rating beneden de 2000) is het bestuderen van openingen vooral leuk en een beetje nuttig, maar niet essentieel. Hetzelfde geldt denk ik ook voor het voetbal. Als trainer moet je een systeem kiezen, zodat alle spelers weten wat ze moeten doen. Daarna kan je beter werken aan de techniek van de spelers dan puzzelen op allerlei systemen.

Dat brengt me weer terug bij de voetbalanalisten. Al het gepraat over systemen, laat staan over de relatie met de voetbalcultuur, gaat toch vooral over bijzaken. Nederland verloor niet door het systeem of door de coach, maar vooral doordat belangrijke spelers in een essentiële wedstrijd totaal uit vorm waren. Andere landen hebben/hadden simpelweg betere voetballers. Dat is soms hard om te constateren. In dat opzicht lijken voetbalanalisten en schakers soms op elkaar.

Leave a Comment

0.0/5