Bij schaken kun je opgeven als je denkt dat verdere tegenstand hopeloos is. Dit kun je zien als een mogelijke zet in het schaakspel, maar dan wel een vreemde. Veel kinderen, huis- en caféschakers doen er niet aan. Voor hen behoort het kaalplukken van een machteloze tegenstander tot één van de geneugten van het schaakspel en zij vinden het zelfs een beetje onsportief om op te geven. Clubschakers raken daarentegen geïrriteerd als een tegenstander niet opgeeft en in een hopeloze stelling blijft doorspelen. Opgeven is iets dat je dan ook vaak leert als je bij een schaakclub speelt.
Opgeven is een nuttige toevoeging aan het schaakspel, waardoor een schaakpartij op zijn hoogtepunt kan eindigen. Het gaat bij het schaken uiteindelijk om het mat zetten. Als iemand een dame voorstaat dan is duidelijk dat in normale gevallen deze de partij wint. Hoewel de koning nog niet mat staat, zal dat uiteindelijk onvermijdelijk de uitkomst zijn. De eigenlijke strijd is gestreden. Opgeven spaart dan een hoop zetten die niet interessant zijn. Een spannende detective eindigt ook met de ontmaskering van de dader. Daarna volgen niet nog tien hoofdstukken met een beschrijving van de voorgeleiding, de rechtszaak en het uitzitten van de straf van de dader.
Bij het schaken is het doel dus eigenlijk een gewonnen stelling te bereiken. Maar wanneer is dat? Omgekeerd; wanneer is een stelling verloren? Opgeven is één van de lastigste zetten in het schaakspel. Het getuigt van weinig weerbaarheid om op te geven in een stelling die nog kansen biedt. Met opgeven is nog nooit een partij gewonnen. Lang doorspelen in hopeloze stelling getuigd echter van weinig begrip voor het schaakspel en zelf van een zekere minachting voor de tegenstander. Zo kan het in ieder geval worden uitgelegd. Persoonlijk trek ik een grens bij twee pionnen. Als je twee pionnen achterstaat zonder compensatie vind ik het een beetje gênant om door te spelen. Bij minder achterstand kun je proberen remise uit het vuur te slepen. Ik vind het ook logisch als een speler nog even wat zetten doet om van de emoties van de schaakpartij te bekomen en het verlies te verwerken.
Aangezien opgeven een zet is worden ook hierbij blunders gemaakt. Soms geeft een speler zelfs op in een stelling die voor hem gewonnen is. Grappig genoeg komt dit denk ik vooral voor bij sterkere schakers zoals meesters en grootmeesters. In hun berekeningen lijkt de stelling hopeloos en zij geven daardoor op, maar zij blijken een cruciale wending te hebben gemist. Zwakkere schakers zien alle gevaren niet, doen gewoon een zet en worden daarom soms gered. Dit leidt tot een laatste tip. Bij twijfel: doorspelen!