Tijd is een essentiële factor bij het schaken. Buitenstaanders zullen hier misschien vreemd tegenaan kijken. Schakers, dat zijn toch die versteende figuren die eens per uur een houtje een vakje verder schuiven? Hoe kan tijd daar een rol spelen?
Tijd krijgt een rol via de schaakklok. Een speler moet binnen een bepaalde tijd een vast aantal zetten doen. Dit brengt zijn eigen afwegingen met zich mee. Moet ik nog 5 minuten langer nadenken over de stelling of kom ik dan in tijdnood? Beginnende schakers hebben vaak de neiging in het begin te snel te spelen. Op zich is dit heel natuurlijk. Je denkt dat je beter staat en doet snel een zet. De stelling lijkt makkelijk: wat kan er mis gaan? Na een verrassende zet van de tegenstander sta je dan plotseling aan het denken. Berouw komt na de zonde.
De speelklok is ingegaan om een vorm van spelbederf te voorkomen. Een speler zou in de verleiding kunnen komen om in een verloren stelling oneindig lang (of in ieder geval zeer lang) te gaan nadenken. Door de schaakklok wordt dit voorkomen. Veel huisschakers vinden het spelen met een klok raar en vervelend, maar zelf vind ik het eigenlijk leuker. Het is het verschil tussen een spelletje spelen en een wedstrijd. In dat opzicht is de klok het 33e schaakstuk. Binnen het schaakspel is tijd eveneens een belangrijke factor.
Een zet kan ook worden opgevat als een tijdséénheid. Je hebt een aantal zetten nodig om een specifiek doel te bereiken, bijvoorbeeld om een paard naar f5 te krijgen. De grote vraag bij het schaken is natuurlijk altijd of je deze tijd hebt. Net als in het gewone leven is een efficiënte tijdsbesteding belangrijk. Hiervoor moet je allereerst weten welk doel je moet nastreven. Dit is iets waaraan je een sterke speler herkent. Een sterke speler weet waar de stelling om draait, springt daarom efficiënter met zijn tijd om en is daardoor net iets eerder bij de bal. Spelen tegen een sterke tegenstander geeft vaak de ervaring: “hoe kan dat nou? Al zijn stukken staan net op tijd goed om mijn aanvallen te pareren. Alles lukt net niet”.
In het schaken kan je materiaal offeren om tijd te winnen. Kenmerkend zijn de vele openingsgambieten waarin een speler (meestal wit) een pion weggeeft om zijn stukken sneller in het spel te brengen. Ook kan het voorkomen dat je een aangevallen stuk niet wegzet of verdedigd, maar zelf een aanvallende zet doet. Natuurlijk is het de bedoeling om de gewonnen tijd later weer om te zetten in materiaalwinst. Hier krijgt het schaken bijna een filosofisch en mystiek karakter. Materiaal wordt omgezet in tijd en weer in materiaalwinst. Dit alles om het uiteindelijke doel, het mat zetten van de koning, te bereiken.
Juist door de tijdsfactor is het schaken vaak zo boeiend en spannend. Slaat de aanval door, of heeft de verdediger juist op tijd zijn stukken op de goede plaats staan? Heb ik tijd om in een uithoek van het bord een pion te winnen? Heel vaak merk je in het schaken dat tijd belangrijker is dan materiaal. Dat geldt denk ik meer naarmate de speelsterke van de spelers hoger wordt en gelijker is. Bij beginnende schakers draait alles om het winnen van materiaal. Bij schaakgrootmeesters draait het vaak om het zo efficiënt mogelijk bereiken van een bepaald doel. Zo bekeken is beter leren schaken ook beter leren omgaan met tijd. Schaken past in dat opzicht prima in deze moderne tijd.