Tijdens de partij werd mijn tegenstander twee keer naar het bord terug gebracht, want hij kon, na een bezoek aan het toilet, het juiste bord niet meer terugvinden. Door zijn hoge leeftijd waren een aantal dingen verslechterd, waaronder zijn geheugen. Op de 18de zet gaf hij zijn dame weg. Hij had lang nagedacht en had niet gezien dat ik hem kon slaan. De partij was gestreden. Tenminste, dat dacht ik.
“Laten we maar verder spelen. Ik ben er nu toch.”, was na wat gemopper zijn reactie.
“Hoeveel sta je eigenlijk in de plus, volgens Fritz, wanneer je een dame voor staat?”, dacht ik na zijn antwoord. Met enige tegenzin moest ik deze gewonnen stelling uitspelen. Waar moest ik eigenlijk beginnen. Een beetje ongemakkelijk gevoel bekroop me.
Het ongemakkelijke gevoel werd alleen maar groter, nadat zijn paard op de 23 en 24ste zet pionnen voor mijn koning aan het opeten was. Op de 27ste zet verschalkte zijn paard nog een pion met schaak, waardoor ik ook nog eens een kwaliteit kwijt raakte!
“Rustig blijven, rustig blijven”, ging er door mijn hoofd.
Op de 40ste zet stond er een vreemde stukkenverhouding op het bord. Had zijn dame nog op het bord gestaan, dan had hij nu een toren en drie pionnen meer. Na de 45ste zet stond ik geheel verloren. Ik kon wel opgeven. Terwijl ik zat na te denken om hem maar een hand te geven en te feliciteren met de winst, riep hij ”Ik ben door mijn tijd!”. Hij was vergeten de klok in te drukken. Met een toenemend ongemakkelijk gevoel bleef ik met de winst zitten.
Hij vertelde dat hij al meer dan 70 jaar schaakt. Hij was pas op zijn 20ste gaan schaken. Ik was onder de indruk van zijn goede schaken op zo’n hoge leeftijd. Dat het denken over strategieën, plannen en techniek zo sterk verankerd kan zijn in iemands geheugen. Het was ook bijzonder om te zien hoe hij, naast alle lichamelijke en geestelijke ongemakken, nog zo van het schaken kon genieten.
Twee weken na onze partij werd hij opgenomen in een verzorgingstehuis. Zijn laatste partij won hij met glans en vol waardering van alle clubleden.