Topsporters worden vooral bewonderd wanneer ze gewonnen hebben. Het toernooi is met overmacht gewonnen en de tegenstander verpulverd. De loftrompetten schallen en de ohs en ahs klinken uit de toegestroomde menigte. Natuurlijk is dat terecht, maar de echte topper leer je toch ook kennen wanneer het wat minder gaat.
Magnus Carlsen heeft het afgelopen Tata Steel toernooi weer grote indruk op mij gemaakt. Hij stak niet in zijn beste vorm en leed twee nederlagen tegen Giri en Abdusattorov. Desondanks streed hij tot de laatste ronde mee om de eerste plaats. Dit in tegenstelling tot topspelers als Ding en Caruana, die ook niet in vorm waren. Zij speelden een vrij kleurloos toernooi. Ding eindigde zelfs onder de 50%.
Natuurlijk kan Carlsen terug vallen op zijn grote talent. Hij is zo goed, dat hij ook nog beter is dan verreweg de meeste grootmeesters als hij minder in vorm is. Maar dan nog moet je laten zien wat je waard bent als het tegen zit. Dat is veel moeilijker dan het lijkt. De neiging om het hoofd te laten hangen of juist te veel te snel te willen is groot.
Vooral de vechtlust van Carlsen viel op. Na de verliespartij tegen Giri, bracht hij tegen Abdusattorov een risicovol kwaliteitsoffer. Hij had ook rustig op remise kunnen spelen, maar wilde gelijk het verloren punt terug winnen. Dit is een tip voor iedere schaker. Na een paar pijnlijke nederlagen kan de neiging ontstaan om een korte remise in te lassen, maar daarmee komt de vorm en vooral het zelfvertrouwen niet terug. Beter is het dan gewoon te blijven vechten en verantwoord op winst te spelen.
Giri heeft Tata Steel prachtig gewonnen en Abdusattorov was de smaakmaker van het toernooi, maar Carlsen staat voor mij toch nog net een trapje hoger. Zelfs als hij niet in zijn beste vorm steekt, blijft hij kanshebber op de toernooiwinst. Hij hoort echt in het rijtje Karpov, Kasparov en Fischer. Wat een geweldenaar!